Toendertijd I

“…Het bericht van de Harsche bode dat Vegtbrugge was gevallen kwam als een donderslag bij heldere hemel. Hoewel het was opgevallen dat het volk van de Vlakte zich in de weken voorafgaand aan deze tragische dag zeer opstandig had opgesteld, had niemand kunnen voorspellen dat zij zich dusdanig gesterkt hadden gevoeld dat zij het aandurfden een stad van dergelijke omvang aan te vallen. Die dag verkeerden wij in onmacht, wachtend op meer informatie. De verlossing, en tevens het verdriet, kwam in de avond op diezelfde dag in de vorm van een overlevende die haar weg had gevonden naar Avermunde. Zij wist ons in te lichten over wat er zich had afgespeeld. De Vlaktelingen hadden inderdaad de wapens opgenomen: stokken, speren, bogen, maar ook zwaarden en pieken. Zij hadden getracht de hele stad in te

nemen, de ochtendschemer gebruikende als hun dekmantel. De hutten en huizen buiten de muren, en hun bewoners en hun bezittingen, hadden het moeten ontgelden, maar gelukkig werd de alarmbel geluid voor dat de Vlaktelingen de poorten van de burcht konden bereiken. De wacht wist de eeuwenoude deuren te sluiten en het gevaar buiten te houden. Zo wisten zij de bewoners binnen de muren veilig te houden. De bewoners buiten de muren leek de keuze gelaten alles achter te laten en te  vluchten of te sterven in hun huizen. Voor velen werd de keuze voor hen gemaakt, de Vlaktelingen zagen geen verschil tussen man of vrouw, kind of grijsaard. Zij moordden en roofden tot alles levenloos en kaalgeplukt was. Vervolgens, aangemoedigd door hun overwinning, vertrokken zij Noordwaarts. Het nieuws bracht hen die familie of vrienden hadden in Vegtbrugge verdriet, maar ook een zekere hoop die ze die dag nog niet hadden durven hebben. Het nieuws bracht tevens de kennis en het besef dat wij ons verre van in een veilig oord bevonden, en diezelfde avond begonnen wij ons dan ook voor te bereiden op het ergste.”

 

Uit: ‘Dat wat er werkelijk gebeurde In het zuiden: Een ooggetuigenverslag van de gebeurtenissen aan de Steffonische Zuidergrens in 1500 NT’ door Annicka Minkov (Nieuwe Burcht, 1527 NT)